Verschuivende opvattingen over zwijgplicht en spreekplicht

“Zorgverleners lijkt steeds vaker gevraagd te worden om vroegtijdig maatschappelijke problemen te signaleren en mee te werken aan het opsporen en melden van (dreigende) misdrijven. In dit signalement wordt deze ontwikkeling verkend. Klopt het dat naast de zorg voor individuele patiënten ook een nieuwe taak aan het ontstaan is, die een bijdrage moet leveren aan rechtshandhaving, publieke veiligheid, openbare orde en volksgezondheid? Zijn onder invloed hiervan opvattingen over zwijgplicht en spreekplicht aan het verschuiven? Wordt er vaker een beroep gedaan op artsen en andere professionals in de gezondheidszorg om ‘er vroeger bij te zijn’ (vroegsignalering), misstanden met betrokkenen aan te kaarten en deze eventueel te melden (opsporingsbelang)? Als dat zo is, wat zijn daarvan dan de consequenties voor zorgverleners en voor patiënten/cliënten? En wat zijn ethische kwesties daarbij?”

Deze inleidende beschrijving van het signalement Zorgverlener èn opsporingsambtenaar?, dat als een van de zes signalementen in de jaarbundel Signalering ethiek en gezondheid 2005 verscheen, laat goed zien hoe het CEG acht jaar geleden een ontwikkeling signaleerde die sindsdien alleen maar sterker lijkt te zijn geworden. Trouwens, alle zes de thema’s van dat jaar zijn nog steeds actueel en enkele krijgen vanwege nieuwe ontwikkelingen binnenkort een update. Voor deze terugblik beperk ik me tot het genoemde signalement, omdat dit zo’n mooi voorbeeld is van een klassiek thema uit de beroepsethiek van artsen en zorgverleners: het medisch beroepsgeheim dat steeds weer vanwege een nieuwe maatschappelijke of technologische ontwikkeling zorgverleners voor dilemma’s stelt en publiek debat oproept.

Het medisch beroepsgeheim waarborgt een individueel belang van vertrouwen en privacy. Dit betekent dat informatie van patiënten vertrouwelijk blijft en niet zonder toestemming aan andere doeleinden of aan derden mag worden doorgegeven. Bovendien waarborgt het een collectief belang, namelijk dat iedereen, ongeacht zijn of haar achtergrond, medische hulp kan inroepen. Het beroepsgeheim is niet heilig. Soms moet het beroepsgeheim geschonden worden omwille van een zwaarder wegend belang.

In 2005 signaleerde het CEG op basis van casuïstiek en interviews in de jeugdzorg, de eerste hulp en de ggz toenemende maatschappelijke druk – vanwege veiligheid, openbare orde en rechtshandhaving – die zorgverleners vaker verplichtte om te spreken in plaats van te zwijgen. Een voorbeeld van destijds illustreert het dilemma: stel dat Volkert van der G. niet door de politie was opgepakt en hij had de hulp van een psychiater ingeroepen omdat hij de moord op Pim Fortuyn niet kon verwerken. Wat zou de psychiater dan moeten doen: zwijgen of spreken?

Inmiddels, in 2013, lijken de grenzen van het medisch beroepsgeheim vaker en in meer zorgsituaties onderwerp van debat te zijn. Ook verschuiven ze. Je hoeft Medisch Contact of het Themadossier Beroepsgeheim van de landelijke artsenfederatie KNMG maar even op te zoeken om te zien hoe en waar zich situaties voordoen waarbij het medisch beroepsgeheim in het geding is.

Het is de vraag of er sprake is van een grote kloof tussen praktijk en normatieve opvattingen over het belang van het waarborgen dan wel schenden van het medisch beroepsgeheim. Ik stel voor om deze ‘vroegsignalering’ uit 2005 een vervolg te geven door nieuwe ontwikkelingen op te sporen en daarover te rapporteren in een nieuw signalement.

Portret van Alies Struijs

Dr. Alies Struijs is projectcoördinator van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid en senior adviseur bij de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ).