Ontoereikende vruchtbaarheidszorg rond transitie kan leiden tot onnodig vruchtbaarheidsverlies transgender jongeren

Transgender personen hebben sinds 2014 toegang tot voortplantingstechnologieën, toch signaleert het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) dat vruchtbaarheidsbehandelingen op dit moment niet voldoende toegankelijk zijn en niet goed aansluiten bij de specifieke behoeften van jonge transgender personen. Terwijl zij net als andere personen die hun vruchtbaarheid kunnen verliezen als gevolg van een medische behandeling, recht hebben op deze zorg. Tot 2014 schond Nederland dit mensenrecht doordat transgender personen die hun geslacht wilden veranderen in de basisadministratie zich verplicht moesten laten steriliseren.

Het krijgen van kinderen is een levensgrote beslissing. Veel mensen denken hier pas over na als ze volwassen zijn. Dit vraagstuk speelt echter al eerder bij kinderen die medische behandelingen (zoals chemotherapie) ondergaan waarmee zij hun vruchtbaarheid kunnen verliezen. En ook bij jonge transgender personen die aan hun medische transitie gaan beginnen. Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid stelt dat de transgenderzorg nog niet goed omgaat met de kinderwens van transgender personen – vooral als de kinderwens er nog niet zo duidelijk is. Dat moet veranderen.

Die verandering kan er op de volgende manier uit zien:

  • Het gesprek over een mogelijke kinderwens wordt eerder, liefst voor de transitie gevoerd
  • Verwijzers (bv huisartsen) hebben meer kennis van mogelijkheden van vruchtbaarheidsbehandelingen voor transgender jongeren.
  • De zorgverleners die de transitie begeleiden kennen de gevolgen van transitiebehandelingen voor de vruchtbaarheid van deze jongeren waardoor ze de verschillende opties kunnen voorleggen.
  • Vruchtbaarheidsbehandelingen worden standaard aangeboden aan transgender personen als zij in transitie gaan.
  • Er is informatie over vruchtbaarheidsbehandelingen beschikbaar passend bij transgender personen en passend bij de leeftijd.
  • Bij het bepalen van de beslissingsbekwaamheid nemen zorgverleners naast een cognitieve benadering ook een relationele benadering van autonomie mee.

Minder gebruik van vruchtbaarheidsbehandelingen

Meer dan de helft van de transgender personen heeft een kinderwens, dit is vergelijkbaar met controlegroepen van cisgender personen. Opmerkelijk genoeg blijft het aantal transgender personen dat daadwerkelijk gebruikmaakt van vruchtbaarheidsbehandelingen achter. Er zijn voor transgender personen verschillende mogelijkheden om de vruchtbaarheid te behouden. Bijvoorbeeld door geslachtscellen op te slaan, zodat ze later nog een kans hebben op een genetisch eigen kind. De vruchtbaarheidszorg voor transgender personen roept in de praktijk nog verschillende vragen op. Zo kan het voor transgender personen lastig zijn om over het behoud van vruchtbaarheid na te denken, als dat vraagstuk zo gekoppeld is aan de geslachtsorganen waar iemand onvrede over voelt. In die zin verschilt het fertiliteitsvraagstuk van transgender personen die in transitie gaan wezenlijk van dat van mensen die bijvoorbeeld door chemotherapie hun vruchtbaarheid kunnen verliezen.

Gelijke toegang tot zorg

Gelijke toegang tot zorg betekent niet dat het voldoende is als voor iedereen de deur open staat. Het betekent dat voor sommige groepen meer, of iets anders, gedaan moet worden om deze zorg goed te kunnen verlenen en dus gelijke toegang te borgen. Transgender jongeren hebben extra hulp nodig om de weg te vinden in deze zorg. Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) deed daarom een verkenning naar de ethische en juridische kwesties rondom vruchtbaarheidszorg en transgender jongeren. Na gesprekken met zorgverleners, belangenorganisaties en transgender personen kwam het CEG tot een aantal bevindingen. Zowel transgender personen als zorgverleners ervaren dat de vruchtbaarheidszorg op dit moment niet goed aansluit bij de behoeften. Zorgverleners zeggen kennis te ontberen. Behandelingen kunnen leiden tot verergering van genderdysforie (een diepgeworteld gevoel van onbehagen met het biologische geboortegeslacht). Vruchtbaarheidsklinieken zijn veelal gericht op heterokoppels en cisgendervrouwen (vrouwen die geboren zijn als vrouw en zich ook als zodanig identificeren). Om de vruchtbaarheidszorg beter aan te laten sluiten moeten behandelaren zoals artsen en genderteams zich dus meer verdiepen in specifieke behoeften van jonge transgender personen.

Beslissingsbekwaamheid breder bezien

Het is een lastige en ingrijpende beslissing voor transgender jongeren en hun naasten om een behandeling voor behoud van hun vruchtbaarheid te starten voordat hun transitie begint. Een goed beeld van de beslissingsbekwaamheid van een jongere is cruciaal. Bij het bepalen hiervan kijken zorgverleners op dit moment met name naar cognitieve vermogens. Bij de beslissing over vruchtbaarheid is een relationele benadering van autonomie juist ook relevant: ouders, naasten en zorgverleners kunnen de jongere ondersteunen in het maken van een weloverwogen beslissing. Daarbij is het voor jonge transgender personen belangrijk om al vroeg na te denken over de beslissing om vruchtbaarheidsbehandelingen te starten, om mogelijke ongewenste kinderloosheid te voorkomen.