Een nieuwe pandemie vraagt om morele moed
Myrthe Lenselink is coördinator en Martine de Vries voorzitter van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid, dat vorig jaar Code Rood publiceerde: een verkenning van morele uitgangspunten bij langdurige schaarste in de zorg. Zij stellen dat het optuigen van procedures voor pandemische paraatheid onvoldoende is om echt voorbereid te zijn. Op welke waardenafweging stoelt dit beleid?
NRC vroeg zich afgelopen week, vier jaar na de uitbraak van de COVID-19-pandemie, af of Nederland voorbereid is op een nieuwe pandemie. Afdelingen die werken aan pandemische paraatheid, zoals de Landelijke Functie Opschaling Infectieziektebestrijding (LFI), hebben vooral aandacht voor infrastructuur en logistiek, voor de vraag wie de besluiten neemt. Het gaat over macht en over bevoegdheden. Over de procedures om beslissingen snel en efficiënt te nemen. Maar waarom aandacht voor deze procedures belangrijk is, blijft onderbelicht, net als de vraag of die procedures rechtvaardig zijn. Waar is de ethiek in dit verhaal?
Kaal en leeg beleid
Als pandemische paraatheid alleen gaat over het op orde hebben van de infrastructuur en logistiek, verliezen we uit het oog waarvoor die infrastructuur en logistiek dienen. Beleid wordt dan kaal en leeg en nodigt uit om opnieuw een smalle focus te hebben op ic-bedden en sterftecijfers. Dit leidt bij een langdurige crisis tot veel onnodige en onrechtvaardige gezondheidsschade: verlies van (gezonde) levensjaren, groeiende gezondheidsverschillen. De gezondheid en lijdenslast van andere patiënten die ook zorg nodig hebben kan verslechteren. Bovendien raakt een gezondheidscrisis sommige mensen onevenredig hard. We hebben immers niet allemaal dezelfde uitgangspositie. Een crisis kan die verschillen nog veel groter maken. Dat is onwenselijk.
Sturen op IC-capaciteit
In de COVID-19-pandemie hebben we gezien dat het aantal beschikbare ic-bedden gold als graadmeter om de zorg op- en af te schalen. Om maatregelen in te voeren of in te trekken. Maar alleen sturen op ic-capaciteit is niet waarmee je de meeste levens kunt redden. Tenminste niet als een crisis lang aanhoudt, wat in het geval van de COVID-19-pandemie inderdaad gebeurde.
Dilemma’s rond schaarste
Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid pleit ervoor dat overheidsinstanties een inhoudelijk gesprek voeren over hoe te handelen bij dilemma’s rondom schaarste tijdens een volgende pandemie. Beleid dat is ontwikkeld op basis van waarden. Moet de overheid bij schaarste bijvoorbeeld prioriteit hebben voor het redden van zoveel mogelijk levens of voor het verlenen van zorg aan degenen met een kwetsbare uitgangspositie? Hierbij is een brede waardenweging van belang en uiteindelijk ook een concrete keuze. Dat vraagt om morele moed, want bij een gezondheidscrisis, met schaarste als gevolg, moet de samenleving hoe dan ook pijn incasseren.
Brede waardenafweging
De waardenafweging kan plaatsvinden door inspraak te organiseren van verschillende partijen met verschillende belangen, perspectieven en waarden. Het Maatschappelijk Impact Team (MIT) heeft hier bijvoorbeeld een belangrijke rol in. Maar ook burgerberaden, kennisinstituten en wetenschappelijke verenigingen. Zodat keuzes over omgang met de pandemie gebaseerd zijn op brede afwegingen. Dat voorkomt niet dat de overheid en in het bijzonder de minister van VWS pijnlijke keuzes moet maken, maar zorgt wel dat pijnlijke keuzes voldoende gerechtvaardigd zijn.
Morele moed om te luisteren
We hebben geleerd van de pandemie dat beleid dat alleen gericht is op het afwenden van levensgevaar, en dus een absolute prioriteit geeft aan acute zorg, tekortschiet. Beleid dat alleen is gericht om zo efficiënt mogelijke procedures in te richten om beslissingen te kunnen nemen, schiet ook tekort. Het kabinet moet de morele moed tonen om inhoud te geven aan de beslissingen en daarbij luisteren naar zoveel mogelijk verschillende instituties, organisaties en burgers. Dit draagt bij aan het vertrouwen en draagvlak in de bevolking en aan de uitvoerbaarheid van beleid voor de professionals in de zorg.