Els Borst Lezing: Kwaliteit van zorg: wie mag het zeggen?
2017
Vijfde Els Borst Lezing
2017
Vijfde Els Borst Lezing
Is de Nederlandse zorg internationaal toonaangevend of aanstootgevend? Beide uitersten komen voorbij in het publieke en politieke debat. Deze lezing gaat over een belangrijk spanningsveld bij de afgrenzing van ‘goede zorg’.
Staan daarbij normen (standaarden) uit de samenleving en beroepsgroepen centraal of het welbevinden van de persoon die zorg ontvangt? Dit zijn fundamenteel verschillende uitgangspunten die in de praktijk regelmatig conflicteren. Zo kan het nastreven van veiligheid ten koste gaan van vrijheid. Zetten we de deuren van de verpleeghuizen open zodat bewoners naar buiten kunnen en accepteren we daarmee risico’s en incidenten? Zijn we bereid om bij de publieke verantwoording van kwaliteit de wensen en verlangens van de persoon en zijn dierbaren een centrale plaats te geven? Naast of zelfs in plaats van de gangbare en kwantificeerbare normatieve indicatoren? Er zijn misschien geen eenduidige antwoorden op deze vragen te geven. Maar de huidige tijd vraagt om reflectie over ons morele kompas bij de zorg voor de meest kwetsbare mensen in onze samenleving. Sander de Hosson, longarts in Wilhelmina Ziekenhuis Assen houdt een inleiding en Dorothea Touwen, ethicus en universitair docent UMC en Ronnie van Diemen, inspecteur-generaal voor de gezondheidszorg, geven een coreferaat.
"Kwaliteit van de zorg: wie mag het zeggen?" is onderdeel van de thema's "Gezondheid en Maatschappij" en "Beleid in de gezondheidszorg"
Belangrijkste punten uit deze lezing
Slaets beschouwt de rol van de persoon die verzorgd moet worden en de persoon die zorgt in alle sectoren van de gezondheidszorg. Wie bepaalt wat ‘goede zorg’ is?
Staan normen (standaarden) uit de samenleving en de beroepsgroep centraal of het welbevinden van de persoon die zorg ontvangt bij de afbakening wat goede zorg is?
In het debat over de afgrenzing wat goede zorg is zijn de normen vanuit de samenleving en beroepsgroepen en die van het welbevinden van de patiënt fundamenteel verschillend. Zetten we bijvoorbeeld de deuren van het verpleeghuis open zodat bewoners vrij naar buiten kunnen gaan? Accepteren we de risico’s en incidenten die daaruit voort kunnen komen? Vrijheid versus veiligheid? Zijn we bij publieke verantwoording bereid de wensen en verlangens van de persoon en zijn dierbaren centraal te zetten, naast de gangbare en kwantificeerbare normatieve indicatoren?
Reflectie over ons morele kompas over de zorg aan de meest kwetsbaren in onze samenleving is nodig. Naast het normatieve kader is het narratieve kader richtinggevend.
Goede zorg omvat twee kaders. Het eerste kader richt zich op ‘behoeftegerichte zorg’: het beperken van narigheid als gevolg van ziekte en de capaciteit van de persoon om te zijn wie hij wil zijn. Slaets verwijst hiervoor naar de Capability Approach (Amartye Sen) en plaatst dit in het liberale perspectief van rechtvaardigheid, gelijkheid, autonomie en vrijheid. Het tweede kader is het narratieve kader, gebaseerd op de Ethics of Care (Carol Gilligan en Nel Noddings) en Context based care (advies RVS), waarin het relationele accent krijgt. Kwaliteit van leven betekent volgens hem ook zoveel mogelijk inzetten om kansen te scheppen voor betekenisvolle ontmoetingen met andere mensen (Emmanuel Levinas). In de woorden van Gosse Postma: het gaat erom van beide rails één spoor te maken. Tussen en onder de rails liggen dwarsliggers: goede zorg vereist dwarsliggers. Empathie als dwarsligger tussen de rails is cruciaal hierbij.